'Vanaf mijn twaalfde voelde ik me aangetrokken tot jongens. Ik snapte dat niet. In mijn omgeving en op school in Zeeland was dat een taboe. De enige die mijn vizier passeerden waren Albert Mol en Mister Humphries. Om hun nichterigheid werd gelachen. Zo ben ik niet wist ik, maar wat is er dan mis met me? Ik durfde het met niemand te bespreken. Gelukkig vond ik steun in mijn geloof, want Jezus accepteert iedereen. Zo werd ik lid van ‘Youth for Christ’, een vrolijke evangelische jeugdbeweging. Daar hoorde ik er bij en werd ik gewaardeerd. Ik las daar een boek over genezing van homofilie.
Na mijn dienstplicht volgde ik de lerarenopleiding Theologie en Geografie in Amsterdam. Daar was ook de Evangelische Hulpdienst voor Homofilie gevestigd. Ondanks mijn angst legde ik contact met de schrijver van het boek over genezing van homofilie. Een aardige man met wie ik fijne gesprekken had. Toch was het een eenzame, verwarrende periode. Ik was ervan overtuigd dat mijn verlangens zondig en moreel verwerpelijk waren. En dat ik met steun van het geloof zou genezen.
En de verlangens bleven. Ik werd daar boos om. Waarom faal ik? Waarom straft God mij? Ik begon te twijfelen. Wat is er eigenlijk mis met mijn verlangen? Klopt de Bijbel wel? Bestaat God eigenlijk wel? Ik zocht overal naar antwoorden. In Lourdes en in de natuur van de Noordkaap. Uiteindelijk beëindigde ik de gesprekken, verstopte mijn verlangens en stortte me helemaal op mijn studie. Er volgde een deprimerende tijd.'
'Aan het eind van mijn studie volgde ik een module over humanisme. Zo maakte ik kennis met een positieve levensovertuiging waar ik enorm blij van werd. Ik leerde dat waarden en normen plaats-, tijd- en cultuurgebonden zijn. Dat ze dus niets met God te maken hebben en dat geen dogma’s hoeven te zijn. Dat homoseksualiteit iets natuurlijks en normaals is, een variatie in de natuur. Ik leerde de waarden van vrijheid, verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en zelfbeschikking. En dat mensen via hun verstand, intuïtie, geweten en medemensen, zelf inhoud en richting aan hun leven kunnen geven.
Ik kon haast niet geloven dat er mensen waren met zo’n ruime en bevrijdende visie! Het humanisme inspireerde me dan ook om Humanistiek in Utrecht te gaan studeren. Een wereld ging er voor mij open. Zo zat er een jongen in mijn groep die openlijk uitkwam voor zijn homoseksualiteit! Maar die visie omarmen, betekende niet automatisch dat het mij direct lukte om vanuit die visie te leven.'
'Studenten werden op competenties als authenticiteit, houding, empathie, reflectievermogen, evenwichtigheid beoordeeld. Dat vond ik enorm bedreigend. En toen liep ik vast. Ik dacht: als ze mij aankijken, zien ze dat ik homoseksueel ben. En als dat bekend wordt, is dat een schande voor mijn ouders.
Maar vriendinnen stimuleerden mij om naar een studentenpsycholoog te gaan. Daar vertelde ik mijn verhaal. De psycholoog verwees me door naar de Schorerstichting. Een afspraak maken was opnieuw een drempel. Maar gelukkig kreeg ik een biseksuele therapeut die getrouwd was met een vrouw. Na een lange begeleiding kwam ik op mijn 28ste uit de kast. Wat een gigantisch gevoel. Alsof ik een duif was die bevrijd werd uit een diepe donkere put. Zelfs mijn studieresultaten piekten!’
‘Nu is het heerlijk om open te kunnen zijn over wie ik ben, mijn zoektocht, mijn onzekerheden en drijfveren. Daarmee help ik anderen om open te zijn over hun kwetsbaarheid en gekwetstheid. Na het verschijnen van het Groenboek Belweek Roze Ouderen in 2006, met daarin knelpunten over homo-onvriendelijkheid in de zorg, ben ik me gaan inzetten voor het welzijn van roze senioren.
Medewerkers van zorgorganisaties beseften toen nog niet dat er best veel LHBTI-senioren zijn. En deze ouderen waren door hun levensgeschiedenis ook nog erg op hun hoede voor onbegrip, afwijzing en discriminatie. Terwijl het juist in een verpleeghuis - waar je 24 uur per dag bent - van belang is dat mensen zich vrij, veilig, geaccepteerd en gewaardeerd voelen.
‘Vijftien jaar terug organiseerden we de eerste Senior Pride in zes zorgcentra. Dat was een leuke ervaring, met veel positieve reacties. Inmiddels is de Senior Pride uitgegroeid tot een groots evenement. Naast de Roze Brunch en het Senior Pride Concert zijn er wel 50 ‘roze’ activiteiten in verpleeghuizen, waar zo’n 3.000 verpleeghuisbewoners en bezoekers aan meedoen.
Het is enorm inspirerend om te zien hoe activiteitenbegeleiders en geestelijk verzorgers op allerlei manieren seksuele diversiteit zichtbaar maken. Via muziek, film, vieringen, dans, travestie, tentoonstellingen, bingo, de huiskrant en zelfs roze maaltijden. Bewoners vinden het een verademing. De boodschap is: hier mag iedereen zichzelf zijn.’
‘Ik ben het aller trotst op een bewoner van het Willem Dreeshuis die het lef had op 89 jarige leeftijd als transgender uit de kast te komen. Hij had een pride-bijeenkomst in het huis bezocht. En de boodschap dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn, had hem erg geraakt. Als kind trok hij vaak stiekem de kleren van zijn zus aan. Later woonde hij alleen en droeg hij dameskleding. Zijn grote wens was om als dame aan het kerstdiner aan te schuiven. Bewoners zagen haar als held, anderen vonden het verwarrend. Medewerkers vonden het fantastisch.
Ook ben ik er trots op dat De Rietvinck als eerste verpleeghuis in Nederland de Roze Loper kreeg, het certificaat voor homovriendelijkheid. Er kwamen professionals uit binnen- en buitenland op werkbezoek, zoals bijvoorbeeld een staatssecretaris uit Brussel. Mooi was ook dat ik over onze visie kon vertellen op een congres voor zorgmedewerkers en managers in Duitsland.’
‘Het is een misverstand te denken dat de homovriendelijkheid in verpleeghuizen inmiddels vanzelfsprekend is. Er komen immers voortdurend nieuwe bewoners, nieuwe medewerkers en vrijwilligers. Tegelijkertijd neemt de levensbeschouwelijke en culturele diversiteit toe, en dat is mooi! Maar nog niet iedereen in Nederland is bekend met homoseksualiteit. Er zijn, ook onder medewerkers, mensen die er weinig of niets over weten of er afwijzend over denken.
Het blijft dus belangrijk dat iedereen alert is en aan een sfeer van vrijheid en verdraagzaamheid blijft werken.’