Verpleeghuis De Bogt
De Bogt, in de Spaarndammerbuurt, staat bekend als het gezelligste verzorgingshuis van Amsterdam.
Het geheim van mijn hoge leeftijd? Misschien dat ik zo makkelijk ben. Net als mijn vader, die vond ook alles goed. Ik heb zo’n beeld dat hij kolen naar 3 hoog sjouwt en ik hem de hele weg lang met een riet op zijn benen tik. ‘Geef me vijf cent, geef me vijf cent.’ Hij was niet kwaad te krijgen.
Ik droomde erover om met een huifkar de wereld in te trekken. Een keer was ik met mijn broer en een vriendje in een vakantiekolonie, toen het circus kwam. Wij erheen natuurlijk. Ik droeg een korte broek, een geruit jackje, en op mijn kont een enorme dolk, om gras mee te snijden. De messenwerper zag me, hij zei: ‘Mijn assistente is ziek, kun je me helpen?’ ‘Niet doen,’ riep mijn broer. ‘Natuurlijk wel!’ zei ik. Ik dacht: misschien kan ik mee. Tijdens de voorstelling moest ik roerloos voor een bord staan. Zoef beng, zoef beng, daar kwamen de messen. Eén boven mijn hoofd, twee langs mijn armen, twee langs mijn benen. Een sensatie!
De oorlog was zwaar, we hadden vaak honger. Een keer hebben we een konijn gejat van een NSB’er. Mijn broer had hem gevild en in een pan in mijn kast gezet. Iemand kwam vragen of wij iets wisten. ‘Een konijn?’ zei ik. ‘Zie je hier wat huppelen dan?’ We hebben er met de hele buurt van genoten.
Wij waren waaghalzen, mijn broers en ik, we gingen na het luchtalarm ’s avonds gewoon naar buiten. Op de tast. Misschien dat ik zo tegen mijn eerste man ben aangelopen, ik weet het niet meer. Karel Brouwer heette hij. We kregen een dochter, toen is hij door de Duitsers meegenomen. Omdat ik niets van hem hoorde, heb ik na een jaar scheiding aangevraagd. Daarna ben ik met Maup Cohen getrouwd. Een moeilijke, Joodse man, vol oorlogstrauma’s. Van hem kreeg ik 4 kinderen, maar makkelijk was het niet. Altijd problemen en frustraties. Af en toe zette ik gewoon mijn gehoorapparaat uit.
Dat is allemaal lang geleden. Soms snap ik niet waarom ik zo lang blijf leven. Als kind ben ik bijna mijn hand kwijtgeraakt in de broodmachine. Nu zit ik al 10 jaar aan de dialyse. Drie keer per week naar het Lucas, en dan een uur of 4 lang: nieuw bloed erin, oud bloed eruit. Meestal zit ik erbij te kleuren. Moet je kijken. Alle kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen hebben zo’n tekening van me. Ik word er rustig van. Het is een hoop gedoe. Als ik ga slapen denk ik weleens: ik hoop dat ik niet meer wakker word. Maar kennelijk is het mijn tijd nog niet.
Waar ik nu trouwens wel naar uitzie, is mijn vakantie in Benidorm. Mijn jongste dochter heeft dat geregeld deze keer, ik ga daar in een zorghotel. In Amerika ben ik ook al geweest, ik ben dolgraag onderweg. Net als mijn moeder, die wilde elke paar jaar verhuizen. ‘Kom op jongens,’ riep ze dan. ‘Pak je spullen in. We zoeken wat nieuws.’
Mevrouw Cohen is in maart 2016 overleden.