Terugkijkend op mijn leven blijft de oorlog er altijd uitspringen. Ik was koerierster voor de lokale verzetsgroep, smokkelde – onder het zadel van mijn fiets - berichten van de ondergrondse van Ede naar Oosterbeek. Bang was ik nooit, ik vond het normaal. Het was iets wat je gewoon deed. Mijn vader was beroepsmilitair, die gaf geen angst door. Later ben ik ook gaan koken voor de geallieerden. Zij waren gehuisvest samen met mensen uit Arnhem die waren geëvacueerd voor de landingsoperatie. In een schapenstal bij Lunteren hadden we ook parachutisten verborgen, die we eten brachten
Mijn latere man was ook militair, maar voor zijn nummer (dienstplichtig). Hij kende me van het koffie schenken in de kazerne. Maar ik kende hem niet! Hij was naar mijn ouders gegaan om zich voor te stellen, stel je voor! Waarschijnlijk wilde hij weten uit wat voor nest ik kwam. Het duurde wel even tot ik voor hem viel. Een heel rustige, bedachtzame man, Bart. Nadat hij drie jaar in Indonesië had gezeten, konden we pas trouwen. Ik werkte bij een drogisterij en zorgde, als laatst overgebleven meisje, ook voor mijn moeder en grootmoeder. Wat was ik blij naar Amsterdam te kunnen, waar Bart vandaan kwam! Ik had het altijd gehaat om in een dorp te wonen. Helaas bleek de benedenbuurvrouw van onze gesplitste woning aan de Polderweg allergisch voor kinderen. Toen onze tweede was geboren, zijn we snel naar West verhuisd. Eindelijk ruimte.
Een nieuwe tijd. Ik had een winkeltje in het bejaardenhuis. Toen werd ik gevraagd voor de architectenadviescommissie van de woningbouwvereniging. Ze wilden mijn advies over een vrouwvriendelijke inrichting van renovatieprojecten. Hoe de deuren opengaan, hoe hoog het aanrecht moest zijn en dat soort dingen. Prachtig was het. Vrouwen mochten ook best iets meer te vertellen hebben, vond ik, sommige werden bijna met minachting behandeld. Zo ben ik later actief geworden voor de vrouwenbeweging. Mijn kracht was mijn diplomatie denk ik. Ik wees vooral op het belang voor mannen zelf. ‘Hoe moet het nou als uw vrouw overlijdt,’ zei ik bijvoorbeeld, ‘als u zelf niet eens koffie kunt zetten?’ Ik gaf ook lezingen, bijvoorbeeld over apartheid en homoseksualiteit. Als ze dan met de Bijbel aankwamen zei ik: ‘Ja hoor, het staat erin. Maar in een andere sectie.’ Je moet slim zijn hè.
Bart is al 15 jaar dood, maar voelt nog steeds dichtbij. Ik woon sinds anderhalf jaar in Het Schouw. Eerst vond ik het vreselijk om niet meer zelfstandig te kunnen zijn, nu went het langzaam. Kniezen doe ik nooit, ik kijk wel uit. Ik heb het altijd goed gehad. Mijn zoon woont hier vlakbij met zijn man, hij komt wel 3 keer per week. En elke middag om half 5 skype ik met mijn dochter in Canada. Als ik aan vroeger denk, is het meestal de oorlog. Drie broers die ik kende uit het verzet zijn op klaarlichte dag neergeschoten. Hun moeder stond te gillen bij het graf, we waren erbij. Dat beeld raak ik nooit meer kwijt.