Of ik familie ben van de beroemde socialist, willen mensen altijd weten. Ja, in de verte. Mijn over- overgrootvader was een broer van hem. Zelf heb ik nooit een vader gehad, hij liep weg toen ik drie maanden oud was. Mijn moeder had in een Japans interneringskamp gezeten en ging zwaar getraumatiseerd door het leven. Als je naar mijn jeugd vraagt.. in mij zit een grote zak stenen. Zelfs een heel leger aan psychiaters heeft mij er niet vanaf kunnen helpen. Ik rook elke dag weed om de pijn te verzachten. Kijk die plant hier. Ik zou niet zonder kunnen. Al heb ik moeten vechten om hem te behouden.
Een keerpunt in mijn leven werd mijn ontmoeting met de Friends Road Show in de Melkweg. Ze toerden rond in een dubbeldekker en wat ze maakten was muziek, theater en circus ineen. Ik was knocked out. ‘Hebben jullie geen manager nodig?’ vroeg ik. Ik staakte mijn studie, kraakte een pand zodat ze een basis hadden in Amsterdam, en werd hun manager. Het hoogtepunt werd Hamburg, in 1977. Ik had daar met een waanzinnige poster van Jango Edwards, de beroemde voorman van de Friends, voor een enorme publiciteit gezorgd, en binnen tien dagen wilde iedereen de show. De jazzclub, het theater, het stadspark... Die eerste avond van de tournee stond er een rij van anderhalve kilometer. Zoiets is daarna in Hamburg nooit meer vertoond.
In 1981 heb ik Mirjam leren kennen, met wie ik 2 zoons heb. Ze draaide toen nachtdiensten op de beenmergtransplantatie-unit, nu is ze lector medische ethiek. We zijn geen geliefden meer, maar zien elkaar nog wekelijks. Ik ben trots op haar en we zijn samen trots op de jongens.
Terugkijkend op mijn werkzame leven: dat was een constante stroom ideeën en initiatieven. Het Festival of Fools, projecten voor de Staatsliedenbuurt zoals de volksopera, alle voorstellen in mijn acht jaar als raadslid van stadsdeel Westerpark. Ik denk dat er een grote rouwstoet achter mijn kist aan gelopen had als ik aan mijn hersenbloeding vorig jaar gestorven was. Maar ik ben er nog. En ook nu, hier in De Klinker, ben ik nog steeds een fontein van ideeën. Amstelring zou er zijn voordeel mee kunnen doen, maar ik heb het idee dat er niet zo naar me geluisterd wordt.
Dit lichaam waarin ik woon, kan ik maar moeilijk accepteren. Er zijn dagen dat ik het liefst uit het raam zou willen springen. Maar wat een mop: dat kan niet, want ik kom die rolstoel niet uit. Toch overheerst de levensdrift. En er is iets moois gebeurd. In maart van dit jaar heb ik een vrouw leren kennen, op wie ik vanaf de eerste minuut verliefd was. Ik dacht wel meteen: wat moet deze vrouw met mij? Maar tot nu toe hebben we het vooral leuk. Als ik twijfel, is het waarschijnlijk uit angst. Want diep in mijn hart wil ik natuurlijk maar één ding. Zoals ieder mens: liefde, voluit.