In ‘het smaakt wel’ of ‘het smaakt niet’ is alles samengevat wat direct of indirect met eten te maken heeft. Smaakbeleving verandert met het toenemen van de leeftijd. Dat komt door een samenspel van lichamelijke, psychologische en sociale factoren.
De smaak wordt ongeveer voor 70% bepaald door de reuk. De lekkere geur van een warme maaltijd doet het water in de mond lopen. Tijdens het kauwen komen er geurstoffen vrij. Vanaf het 60-ste levensjaar neemt het reukvermogen af. Rond de 80 jaar zijn sommige ouderen hun reukvermogen vrijwel helemaal kwijt. Dat is te vergelijken met een flinke verkoudheid. Ook goed om te weten: reuk heeft in de hersenen verbinding met het systeem dat gevoelens, emoties en stemmingen reguleert. Geuren kunnen verbonden zijn aan mooie herinneringen uit het verleden.
Smaakbeleving vindt ook in de hersenen plaats. Op neurologisch gebied kan de reukwaarneming beschadigd zijn. Geuren worden niet goed naar de hersenen geleid of de hersenen verwerken de geuren dan niet goed. Bijvoorbeeld door diabetes, CVA, de ziekte van Alzheimer, Parkinson en niet-aangeboren hersenletsel.
Smaakpapillen op de tong nemen zoet, zout, zuur, bitter (en umami) waar. Elke twee weken vernieuwen smaakpupillen. Net zoals andere cellen in ons lichaam gaan ze dood en komen er nieuwe cellen voor in de plaats. Vanaf het 50-ste levensjaar gaat dit proces wat langzamer. Er komen minder nieuwe cellen terug dan dat er verdwijnen. Er zijn aanwijzingen dat de tong vanaf het 50-ste levensjaar de zoute en zoete smaak iets minder goed gaat waarnemen. Een normaal bereide warme maaltijd smaakt dan flauw en het dessert mist zijn zoetigheid.
Goed kauwen helpt om eten beter te proeven. Moeite hebben met kauwen en het blijven hangen van voedsel in de keelholte bederft het plezier in eten. Dit kan gebeuren na een beroerte, bij MS, Parkinson en ALS. Pijn in de mond, een slecht zittend kunstgebit, niet goed schoongemaakte tanden en kiezen, ontstekingen: allemaal redenen voor minder plezier in eten.
Stress veroorzaakt door de opname in het verpleeghuis kan de eetlust verminderen. Ook verdriet, door verlies van naasten, het niet meer thuis kunnen wonen of slecht nieuws over ziekte en levensverwachting, beïnvloeden de eetlust.
De eetomgeving in een verpleeghuis is anders dan thuis. Eten op bed, alleen eten of eten in een woonkamer samen met anderen. Voor de één is dat prettig en voor de ander is het erg wennen.
De maaltijd in het verpleeghuis lijkt vaak niet op de maaltijd thuis. De samenstelling en bereidingswijze zijn anders. Sommige mensen vinden het eten in het verpleeghuis zelfs lekkerder dan thuis en zijn blij dat ze zelf niet (meer) hoeven te koken.
Het is dus niet zo gek dat er in verpleeghuizen veel over eten wordt gepraat. Wat kunnen we eraan doen om zoveel mogelijk plezier in eten te blijven houden? Lees ook over de onderwerpen: